Wol

Wol
Wol bestaat uit zachte, dunne haren van de vacht van sommige dieren. Mensen gebruiken wol (meestal afkomstig van schapen) voor kleding, dekens en dergelijke. De meeste wol wordt geproduceerd in Australië, China en Nieuw-Zeeland.

Wol onderscheidt zich van haar omdat het schubben heeft waardoor er zaden en takjes in blijven hangen. Hierdoor wordt de huid van het schaap beschermd tegen beschadigingen. Een schaap kan dan ook zonder schade door doornige begroeiing lopen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een koe. Verder is wol gekroesd. Het heeft tot 20 bochten per 2,5 centimeter. Hierdoor wordt de lucht goed vastgehouden, waardoor wol een goede warmte-isolator is. Deze isolerende buiten laag voorkomt dat een schaap zijn lichaamswarmte verliest. ’s Zomers houdt de wollen vacht de warmte van buitenaf juist tegen. Het is dus een misvatting dat ongeschoren schapen het warm zouden hebben in de zomer. Beide eigenschappen, de schubben en de kroes, maken dat wol ook makkelijk gesponnen kan worden. De vezels haken namelijk makkelijk in elkaar en blijven daarna aan elkaar vastzitten.

Bekende wollen stoffen:
Flausch: een losse harige volumineuze wollen stof, soepel en net een beetje vervilt. 

Mantelvelours: minder harig, een gladde wollen stof met een egaal en zacht viltachtig laagje.

Wollen flanel: een fijnere wollen stof, dunner en soepeler dan mantelvelours, met een kort donsachtig laagje. Geschikt voor bijvoorbeeld een (colbert)jasje.

Tweed: is een grove, wollen stof uit Groot-Brittannië. Deze stof ontleent zijn naam aan de streek waar het voor het eerst werd geproduceerd, namelijk langs de rivier de Tweed. Een andere verklaring is dat het woord afkomstig is van het Schotse tweel, dat keper betekent. Deze binding wordt meestal voor tweed gebruikt. Een sterke, vrij ruig uitziende wollen stof, dichter en stugger dan een flausch. Minder zacht, eerder een beetje borstelig.

Wassen
Door de structuur kan wol vervilten. Dat houdt in dat de schubben vast in elkaar grijpen. Dat maakt de stof steviger en dichter. Dit is soms gewenst zoals voor wol vilt of voor mantelstoffen die deels gevilt worden maar soms ook helemaal niet. Vervilten ontstaat door wrijving, vocht en warmte, wat bijvoorbeeld het geval is bij verkeerd (te heet of te ruw) wassen. Was de stof dus voorzichtig op de hand of laat het kledingstuk stomen. Niet wringen of boenen, want dan vervilt de stof. Liggend laten drogen.

Strijken
Pers de naden van wollen mantelstof voorzichtig en onder een vochtige doek. Anders pers je ze door en zijn ze zichtbaar aan de goede kant. Al gebeurd? Houd de bout met stoom boven de door geperste naden. Vaak helpt de stoom alleen al om de haartjes van de stof weer op te laten komen.

Wol is het afgeschoren haar van schapen. Wol voelt warm aan en is een goede warmte-isolator. 
Wol is vocht absorberend zonder dat het vochtig aanvoelt en elastisch. Wol is zonder veredelingsbehandeling niet goed machine wasbaar omdat ze makkelijk vervilt en krimpt. Naast wol van schapen zijn er nog andere haarsoorten die als grondstof voor stof kunnen worden gebruikt, namelijk die van de kameel, geit, konijn, haas, paard en van de koe.

Stoffenoverzicht

  • Angora, zachte harige stof. Gemaakt van haar van het angorakonijn, in combinatie met andere garens. Angorawol is licht van gewicht, maar niet sterk. Let wel op dat u diervriendelijk angora koopt.
  • Duffel, zwaar wollen weefsel, gevold en geruwd aan beide zijden.
  • Flannel, wollen geweven stof, licht gevold en soms licht geruwd met een kort vilt dek.
  • Harristweed, op het eiland Harris met de hand geweven dikke, stevige wollen stof. De stof wordt niet geruwd en niet geschoren.
  • Kasjmier, een zachte wollen stof, geweven in keperbinding met haar van de kasjmiergeit. Deze dure haarsoort is glanzend, zeer fijn en zacht, licht van gewicht en erg elastisch en wordt gebruikt voor kostbare sjaals en fijne damesbovenkleding.
  • Vilt/wolvil/vervilte stof, is een niet geweven, sterke en dichte stof, dat ontstaan door het vervilten van wol vezels en dierenharen. Dat is een mechanische en chemische behandeling onder gelijktijdige invloed van warmte, watervocht, wrijving en druk. Tijdens deze behandeling kan dit materiaal makkelijk in vorm gebracht worden, bijvoorbeeld voor een hoed. Vilt rafelt niet en is daarom uiterst geschikt om mee te knutselen. Zie hier onder vilten knuffelbeestjes.
  • Whipcord, wollen weefsel met steile, sterk opvallende diagonale keperlijnen, steiler dan bij gabardine. Het weefsel is ook zwaarder, ook wel van katoen of wolmenging.
  • Krijtstreep, klassieke wollen stof (of wol menging) met fijne lichtgekleurde lengtestrepen op een donkergekleurde ondergrond.
  • Laken, wollen geweven stof, gevold en geruwd met een in één richting gestreken, kort geschoren haar dek.
  • Loden, licht gevolde wollen stof of wol mengingen, met een in één richting geruwd vezel dek. 
Loden stoffen worden geïmpregneerd en zijn redelijk bestand tegen regen.
  • Serge, dicht geweven stof van wollen kamgaren geweven in gelijkzijdige keperbinding.

Haarsoorten
Het verschil tussen wol van het schaap en de haarsoorten zijn dat ze minder geschubd en gekroesd zijn. De meeste eigenschappen van wol komen wel overeen met de eigenschappen van de haar soorten. De grondstof is namelijk eiwit.

  • Alpaca, is afkomstig van een tamme lamasoort uit Peru. De vezel is glanzend en bruin tot zwart van kleur. Alpaca wordt gebruikt voor dure, fijne stoffen.
  • Angora, is afkomstig van het angorakonijn. De witte vezels zijn licht en hebben een zijdeachtige glans. Angora is een tamelijk zwakke vezel en wordt hoofdzakelijk gebruikt als bijmenging bij wol voor zachte gebreide artikelen, die zacht en glanzend moeten zijn.
  • Cashgora, is een mohair achtige wol verkregen door kruising van verschillende Nieuw-Zeelandse geiten. Deze stof is stevig, zacht en licht in gewicht.
  • Hazenhaar, wordt in de wolindustrie vaak als effectgaren toegepast, bv. in mantelstoffen. Verder wordt hazenhaar gebruikt voor tapijten en voor de vervaardiging van hoedenvilt.
  • Kasjmier, is afkomstig van de kasjmiergeit. Een fijne en zachte haarsoort, die zeer licht in ge­wicht en erg duur is. Kasjmier wordt hoofdzakelijk gebruikt voor zeer kostbare sjaals. Daarnaast wordt kasjmier ook wel vermengd met zeer fijne wol waar­van men (kam) garens spint voor de vervaardiging van damesstoffen.
  • Merino is een bekende soort afkomstig van het Merinoschaap. Lamswol is de wol die je krijgt van lammeren die voor het eerst geschoren worden. Vaak wordt gemengd met synthetische vezels om de stof beter wasbaar en/of goedkoper te maken.
  • Mohair is gemaakt van het haar van de angorageit, angorawol is van de angorakonijn. De stoffen zijn zacht, sterk glan­zend, weinig gekroesd en zeer veerkrachtig. De fijn­ste mohair, afkomstig van de jonge dieren, wordt gebruikt voor kleding. De grovere, afkomstig van de oudere dieren, wordt gebruikt voor meubel bekledingsstoffen. Door de gladde structuur van de mohair vezel is deze zeer geschikt voor de vervaardiging van gladde kamgaren en voor stoffen die niet mogen ver­vilten.
  • Kameelhaar, is afkomstig van de kameel of van de dromedaris. De vezel heeft een goudbruine kleur en is bijzonder licht in gewicht. Kameelhaar wordt gebruikt voor jassen en mantels en om de prijs iets te drukken vaak vermengd met fijne wol soorten.
  • Koehaar, wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het maken van tapijten.
  • Paardenhaar, van de manen en de staart van het paard zijn stug en zeer veerkrachtig en bijzonder geschikt als inslagdraad bij het weven van stoffen. Paardenhaar weefsels dienen als veer­krachtige tussenvoering voor het binnenwerk van jassen en colberts. Een nadeel is dat de stijve, gladde haren op den duur door de stof naar buiten komen. Om dit te voorkomen worden paardenharen getwijnd met een katoenen draad.
  • Vicuna, is afkomstig van een in het wild levende lamasoort. De haren zijn nog zachter, glanzender en fijner dan van alpaca. Vicuna is erg duur.

Comments are closed.